Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de kinderen Israels maakten zich op, en togen opwaarts ten [35]huize Gods, en [36]vraagden God, en zeiden: [37]Wie zal onder ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE zeide: Juda vooreerst. 35. Zijnde te Silo, oostwaarts van Mizpa, en niet ver van Gibea gelegen. Zie boven, hfdst.19 vs.18. Hebreeuws, Beth-el; dat is, huis Gods; zie onder, vs.26. 36. Zie boven, hfdst.1 vs.1. 37. Niet bekommerd zijnde om de rechtvaardigheid van dezen krijg, noch om de victorie, die zij nochtans [hoewel veel sterker zijnde dan Benjamin] van God behoorden te begeren en te verwachten, zo vragen zij alleenlijk naar de orde van den strijd, waarin zij schijnen het niet zo wel een geweest te zijn; vergelijk boven, hfdst.1 vs.1.